Bar Kokhba, oorspronkelijke naam Simeon Bar Kosba, Kosba ook gespeld als Koseba, Kosiba, of Kochba, ook Bar Koziba genoemd, (gestorven 135 ce), Joodse leider die een bittere maar onsuccesvolle opstand leidde (132-135 ce) tegen de Romeinse overheersing in Judaea.
Tijdens zijn rondreis door het oostelijke rijk in 131 besloot de Romeinse keizer Hadrianus tot een politiek van hellenisering om de Joden in het rijk te integreren. Besnijdenis werd verboden, een Romeinse kolonie (Aelia) werd gesticht in Jeruzalem, en een tempel voor Jupiter Capitolinus werd opgericht over de ruïnes van de Joodse Tempel.
Woedend over deze maatregelen kwamen de Joden in 132 in opstand, met de dominante en opvliegende figuur van Simeon bar Kosba aan hun hoofd. Hij zou van Davidische afkomst zijn en werd door de grootste rabbi van die tijd, Akiva ben Yosef, als de Messias bejubeld, die hem ook de titel Bar Kokhba (“Zoon van de Ster”) gaf, een messiaanse toespeling. Bar Kokhba nam de titel nasi (“prins”) aan en sloeg zijn eigen munten, met de legende “Jaar 1 van de vrijheid van Jeruzalem.”
De Romeinse historicus Dion Cassius merkte op dat de christelijke sekte weigerde zich bij de opstand aan te sluiten. De Joden namen Aelia in en verpletterden het Egyptische legioen van de Romeinen, XXII Deiotariana. De oorlog werd zo ernstig dat Hadrianus zelf in de zomer van 134 uit Rome kwam om het slagveld te bezoeken en de gouverneur van Brittannië, Gaius Julius Severus, te hulp riep met 35.000 man van het Legioen X. Jeruzalem werd heroverd en Severus maakte het gebied waarin de opstandelingen opereerden geleidelijk kleiner en kleiner, totdat Bar Kokhba in 135 zelf werd gedood bij Betar, zijn bolwerk in het zuidwesten van Jeruzalem. Het restant van het Joodse leger werd spoedig verpletterd; er wordt melding gemaakt van 580.000 Joodse oorlogsslachtoffers, nog afgezien van hen die stierven van honger en ziekte. Judea werd verwoest, het restant van de Joodse bevolking uitgeroeid of verbannen, en Jeruzalem daarna voor Joden verboden. Maar de overwinning kwam Hadrianus duur te staan, en in zijn verslag aan de Romeinse Senaat bij zijn terugkeer liet hij de gebruikelijke groet “Het gaat goed met mij en het leger” achterwege en weigerde hij een triomfantelijke intocht.
Bar Kokhba werd door sommigen bespot als “Bar Koziba” (een woordspeling op het Hebreeuwse woord voor leugenaar).
In 1952 en 1960-61 werden een aantal brieven van Bar Kokhba aan zijn luitenants ontdekt in de woestijn van Judea.