De 57 afgevaardigden voor het Tweede Congres van de minuscule, twistzieke en ogenschijnlijk ineffectieve Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij kwamen op 30 juli 1903 bijeen in een door vlooien geteisterd meelpakhuis in Brussel. Georgi Plechanov, de gerespecteerde Russische marxistische oudgediende, werd tot voorzitter gekozen, maar de afgevaardigden voelden zich niet op hun gemak in België en verhuisden naar Londen, waar ze door de autoriteiten konden worden genegeerd. Hun vergaderingen werden gehouden in een hengelsportclub met vistrofeeën aan de muren en in zalen in pubs en cafés. De bijeenkomsten verliepen uiterst onrustig, met veel heftige discussies, gekibbel en eindeloze haarkloverij, waarbij elk klein puntje werd ontleed en geanalyseerd. Het werd duidelijk dat de partij verdeeld was in twee groepen, de bolsjewieken (‘meerderheid’) en de mensjewieken (‘minderheid’).
De bolsjewieken eisten de naam op nadat ze hun zin hadden gekregen in een ruzie over de redactie van de partijkrant Iskra (‘de Vonk’ – die een ‘grote brand’ moest ‘stichten’). De Mensjewieken namen de benaming onverstandig aan, hoewel ze eigenlijk vaker in de meerderheid waren. Beide groepen waren voorstanders van de vernietiging van het kapitalisme en de omverwerping van het tsaristische regime, maar de mensjevieken, onder leiding van Martov, waren voorstander van een grote, losjes georganiseerde democratische partij waarvan de leden het op veel punten met elkaar eens konden zijn. Zij waren bereid samen te werken met de liberalen in Rusland en hadden bedenkingen tegen het gebruik van geweld. De bolsjewieken, geleid door Lenin, waren harde revolutionairen die geen scrupules kenden als ze er een drankje mee konden kopen. Hij wilde een kleine, strak georganiseerde, streng gedisciplineerde partij van fulltime leden die deden wat hun werd opgedragen, die de partijlijn in alle bijzonderheden volgden en die voor de tsaristische politie veel moeilijker te infiltreren zouden zijn. (Een van de organisatoren van het congres zelf was toevallig een agent van de Russische geheime politie.)
In zijn aantekeningen van die tijd noemde Lenin zijn groep ‘hards’ en zijn tegenstanders ‘softs’. Toen een afgevaardigde klaagde dat de onverzoenlijke houding het congres bedierf, antwoordde Lenin scherp dat hij juist hield van een goede open strijd in plaats van eindeloos onbeslist gepraat. Zijn houding werd aangevallen als elitair en tiranniek. De jeugdige Trotski, nu en nog jaren een mensjewiek, zou op een gegeven moment tegen Lenin hebben gezegd: “Dat is dictatuur die je voorstaat,” waarop Lenin antwoordde: “Er is geen andere manier.”
Lenin, die nu 33 was (Martov was 29, Trotski 23), was in 1900 in samenwerking met Plechanov in München Iskra begonnen en hij was de belangrijkste redacteur van de krant, waaraan hij, Martov en Plechanov de belangrijkste bijdragen leverden. Het congres besloot tot de oprichting van een centraal comité, dat toezicht zou houden op een nieuwe partijraad en een nieuwe redactieraad van Iskra. Lenin was vastbesloten de volledige controle over dit apparaat te krijgen en slaagde erin drie Mensjewieken uit het Iskra-bestuur te zetten. Hierop trok Martov zich boos terug uit verdere bemoeienis met de krant, Lenin voorlopig aan het roer latend.
Het congres eindigde op 23 augustus, en de volgende dag nam Lenin, die Londen vrij goed kende, een aantal van de afgevaardigden mee naar het Natuurhistorisch Museum en de dierentuin, gevolgd door een eerbiedig bezoek aan het graf van Karl Marx op Highgate Cemetery.
Lenins triomf sloeg al snel om in vernedering. Op een conferentie van de Buitenlandse Liga van de partij in Genève, eind oktober, lanceerde Martov een vernietigende persoonlijke aanval op hem. De vergadering had een ingebouwde Mensjewistische meerderheid en Lenin, die had geprobeerd het houden ervan te verhinderen en vervolgens tevergeefs had geprobeerd de vergadering in te pakken, stormde de zaal uit en sloeg de deur achter zich dicht. Op 16 november kondigde hij zijn ontslag aan uit de redactieraad en de partijraad. Iskra was voortaan een mensjewistisch orgaan. De breuk was nu onherroepelijk. Alle pogingen om het te herstellen liepen stuk op Lenins onverzettelijke haat tegen de Mensjewieken en hij concentreerde zich op het creëren van een efficiënte machine voor zijn gehoorzame volgelingen, met noodlottige gevolgen.