De reden voor de snelle toename van autisme in de Verenigde Staten die begon in de jaren 1990 is een mysterie. Hoewel individuen waarschijnlijk een genetische aanleg hebben om autisme te ontwikkelen, vermoeden onderzoekers dat er ook een of meer milieutriggers nodig zijn. Een van die triggers zou de reeks vaccinaties kunnen zijn die jonge kinderen krijgen. Met behulp van regressieanalyse en controle voor gezinsinkomen en etniciteit werd de relatie bepaald tussen het percentage kinderen dat op 2-jarige leeftijd de aanbevolen vaccins kreeg en de prevalentie van autisme (AUT) of spraak- of taalstoornissen (SLI) in elke Amerikaanse staat tussen 2001 en 2007. Er werd een positief en statistisch significant verband gevonden: Hoe hoger het percentage kinderen dat de aanbevolen vaccinaties kreeg, hoe hoger de prevalentie van AUT of SLI was. Een toename van 1% in vaccinatie werd geassocieerd met 680 extra kinderen met AUT of SLI. Noch het gedrag van de ouders, noch de toegang tot de zorg beïnvloedde de resultaten, aangezien de vaccinatiepercentages niet significant samenhingen (statistisch) met enige andere handicap of met het aantal kinderartsen in een Amerikaanse staat. De resultaten suggereren dat, hoewel kwik uit veel vaccins is verwijderd, andere boosdoeners een verband kunnen leggen tussen vaccins en autisme. Verder onderzoek naar het verband tussen vaccins en autisme is gerechtvaardigd.