Harold is een griezelverhaal uit Scary Stories 3: More Tales to Chill your Bones. Het vertelt het verhaal van twee boeren die een vogelverschrikker maken genaamd Harold en na verloop van tijd komt de vogelverschrikker tot leven. Het verhaal “Harold” is misschien wel het meest herkenbare en gedenkwaardige verhaal van alle verhalen in de Enge Verhalen trilogie vanwege de lange verteltijd en het verontrustende beeld van de vogelverschrikker dat bij het verhaal hoort. Het kwam voor in de verfilming.
Het verhaal
Wanneer het warm werd in de vallei, dreven Thomas en Alfred hun koeien naar een koele, groene weide in de bergen om te grazen. Gewoonlijk bleven ze daar twee maanden met de koeien. Daarna brachten ze hen weer naar de vallei. Het werk was gemakkelijk genoeg, maar o, wat was het saai. De hele dag verzorgden de twee mannen hun koeien. s Avonds gingen ze terug naar de kleine hut waar ze woonden. Ze aten avondeten, werkten in de tuin en gingen slapen. Het was altijd hetzelfde.
Toen kreeg Thomas een idee dat alles veranderde. “Laten we een pop maken zo groot als een man.” zei hij. “Het zou leuk zijn om te maken, en we kunnen hem in de tuin zetten om de vogels bang te maken.’
‘Hij moet op Harold lijken,’ zei Alfred. Harold was een boer die ze allebei haatten. Ze maakten een pop van oude zakken gevuld met stro. Ze gaven het een puntige neus zoals Harold en kleine oogjes zoals hij. Dan voegden ze donker haar toe en een gedraaide frons. Natuurlijk gaven ze de pop ook Harolds naam.
Elke morgen, op weg naar de wei, bonden ze Harold aan een paal in de tuin om de vogels weg te jagen. Elke avond brachten ze hem naar binnen, zodat hij niet zou verpieteren als het regende.
Wanneer ze zich speels voelden, praatten ze tegen hem. De een zei dan: “Hoe groeien de groenten vandaag, Harold?” Dan antwoordde de ander, die deed alsof hij Harold was, met een gekke stem: “Heel langzaam.” Ze lachten allebei, maar niet Harold.
Als er iets fout ging, reageerden ze dat af op Harold. Ze vloekten tegen hem, schopten of sloegen hem. Soms pakte een van hen het eten dat ze aan het eten waren (waar ze allebei ziek van waren) en smeerde het op het gezicht van de pop. “Wat vind je van die stoofpot, Harold?” vroeg hij dan. “Nou, je kunt het beter opeten – of anders.” Dan huilden de twee mannen van het lachen.
Op een avond, nadat Thomas Harolds gezicht met eten had afgeveegd, gromde Harold. “Hoorde je dat?” vroeg Alfred.
“Het was Harold,” zei Thomas. “Ik keek naar hem toen het gebeurde. Ik kan het niet geloven.”
“Hoe kon hij nou grommen?” vroeg Alfred, “Hij is gewoon een zak stro. Dat is niet mogelijk.”
“Laten we hem in het vuur gooien,” zei Thomas, “en dat zal dat zijn.”
“Laten we geen domme dingen doen,” zei Alfred. “We weten niet wat er aan de hand is. Als we de koeien weghalen, laten we hem achter. Laten we hem nu maar in de gaten houden.”
Zo lieten ze Harold in de hoek van de hut zitten. Ze spraken niet meer tegen hem en namen hem niet meer mee naar buiten. Af en toe gromde de pop, maar dat was alles. Na een paar dagen besloten ze dat er niets was om bang voor te zijn. Misschien was er een muis of een insect in Harold gekropen en maakte hij die geluiden.
Dus gingen Thomas en Alfred weer op hun oude manier verder. Elke ochtend zetten ze Harold buiten in de tuin, en elke avond brachten ze hem terug naar de hut. Als ze speels waren, maakten ze grapjes met hem. Als ze zich gemeen voelden, behandelden ze hem net zo slecht als altijd.
Toen op een nacht merkte Alfred iets dat hem bang maakte. “Harold groeit,” zei hij. “Dat dacht ik ook.” zei Thomas.
“Misschien is het gewoon onze verbeelding,” antwoordde Alfred. “We zitten hier al te lang op deze berg.”
De volgende ochtend, terwijl ze zaten te eten, stond Harold op en liep de hut uit. Hij klom op het dak en draafde heen en weer, als een paard op zijn achterpoten. De hele dag en nacht draafde hij zo door. s Morgens klom Harold naar beneden en ging in een uithoek van de wei staan. De mannen hadden geen idee wat hij nu zou doen. Ze waren bang.
Ze besloten diezelfde dag nog met de koeien de vallei in te gaan. Toen ze vertrokken, was Harold nergens te bekennen. Ze voelden zich alsof ze aan een groot gevaar waren ontsnapt en begonnen grapjes te maken en te zingen. Maar toen ze nog maar een kilometer of twee waren gegaan, realiseerden ze zich dat ze de melkkrukken waren vergeten mee te nemen.
Niemand wilde teruggaan om ze te halen, maar de krukken zouden veel geld kosten om te vervangen. “Er is echt niets om bang voor te zijn,” zeiden ze tegen elkaar. “Wat kan een pop toch doen?”
Ze trokken strootjes om te zien wie terug zou gaan. Het was Thomas. “Ik haal jullie wel in,” zei hij, en Alfred liep in de richting van het dal.
Toen Alfred bij een verhoging in het pad kwam, keek hij achterom naar Thomas. Hij zag hem nergens. Maar hij zag Harold wel. De pop zat weer op het dak van de hut. Terwijl Alfred toekeek, knielde Harold en rekte een bebloede huid uit om in de zon te drogen.