Loganberry, (Rubus loganobaccus), soort braamstruik van de rozenfamilie (Rosaceae) die in 1881 in Santa Cruz, Californië, is ontstaan. De plant werd uit zaad gekweekt door James Harvey Logan, een advocaat en amateurtuinbouwer, en men denkt dat het een kruising is tussen de wilde braam (Rubus ursinus) van de kust van de Stille Oceaan en de rode framboos (Rubus idaeus), een kosmopolitische soort. Hij wordt in grote hoeveelheden geteeld in Oregon en Washington en wordt ook gekweekt in onder meer Engeland en Australië. De vruchten worden ingeblikt, ingevroren voor conserven of taartbouillon, of er wordt wijn van gemaakt.
De loganberry is een krachtige, bijna slepende plant met samengestelde bladeren van drie tot vijf blaadjes en stekelige stengels. De diep wijnrode, wrange vruchten met een hoog smaakgehalte zijn technisch gezien een aggregaat van drupjes en zijn hol zoals een braam. Hoewel de planten winterhard zijn en vrij goed bestand tegen ziekten en vorst, is de commerciële productie beperkt, omdat de oogst als arbeidsintensief wordt beschouwd en de vruchten een korte houdbaarheid hebben. Er zijn hybriden zonder stekels ontwikkeld.