De Northern Spy werd rond 1800 ontdekt in East Bloomfield, New York, ten zuiden van Rochester, New York, als overlevende scheuten van een zaailing die was gekweekt uit een voorraad die was aangevoerd uit Connecticut en die was mislukt. De Wagener appel wordt verondersteld een van zijn voorouders te zijn. Hij raakte enigszins uit de gratie wegens zijn doffe kleur, onregelmatige vorm, de neiging van de dunne schil om kneuzingen te veroorzaken, en het gebrek aan resistentie tegen ziekten, met name tegen bittere pit en bacterievuur, maar resistent tegen wolluis en enigszins tegen schurft. Buiten de regio’s waar deze appel wordt geteeld, is hij niet op grote schaal in de kleinhandel verkrijgbaar, maar in die gebieden is hij nog steeds een belangrijke verwerkingsappel. De Northern Spy staat erom bekend dat het wel tien jaar kan duren voordat hij vruchten draagt, tenzij hij op een niet-standaard onderstam is geënt. Desondanks is het een uitstekende onderstam om andere variëteiten te enten tot bomen van standaardgrootte.
Een Northern Spy appelboom komt voor in het gedicht “Conrad Siever” in Edgar Lee Masters’ Spoon River Anthology, en in de poëzie van Chase Twichell, wiens eerste boek Northern Spy werd gepubliceerd door de University of Pittsburgh Press in 1981.
Een doos Northern Spies werd in 1953 bij wijze van grap door de nieuwsredactie van de Toronto Globe and Mail naar senator Joseph McCarthy gestuurd.