De Wijze Spreuken van Salomo, Hoofdstukken 10 tot en met 29
10 De spreuken van Salomo:
Een wijze zoon maakt een vader blij, maar een dwaze zoon is een verdriet voor zijn moeder.
2 Rijkdom, door onrechtvaardigheid genomen, doet geen goed, maar doen wat recht en goed is, redt van den dood.
3 De Heer laat degenen, die met Hem recht zijn, niet hongerig worden, maar de begeerte der zondigen legt Hij ter zijde.
4 Wie met luie hand werkt, is arm, maar de hand van de harde werker brengt rijkdom.
5 Een zoon die in de zomer verzamelt, is wijs, maar een zoon die tijdens de verzameltijd slaapt, brengt schande.
6 Het goede wordt gegeven aan hen die recht zijn met God, maar de mond van de zondige verbergt moeite.
7 Zij die recht zijn met God, worden met eer herdacht, maar de naam van de zondige zal wegkwijnen.
8 De wijze van hart zal lering ontvangen, maar een snel sprekende dwaas zal niets worden.
9 Wie recht is in zijn wandel, is zeker in zijn schreden, maar wie de verkeerde weg neemt, zal ontdekt worden.
10 Wie met het oog knipoogt, veroorzaakt moeilijkheden, en een snel sprekende dwaas wordt niets.
11 De mond van degene die recht is bij God, is een bron van leven, maar de mond van de zondige verbergt moeilijkheden.
12 Haat sticht strijd, maar liefde bedekt alle zonden.
13 Wijsheid is te vinden op de lippen van hem die verstand heeft, maar een stok is voor de rug van hem die geen verstand heeft.
14 Wijze mensen slaan geleerdheid op, maar de dwazen zullen met hun mond vernietigd worden.
15 De rijkdom van een rijk man is zijn sterkte, maar de nood van de armen vernietigt hem.
16 Het loon dat zij verdienen die met God in orde zijn, is het leven, maar de zondigen worden betaald door gestraft te worden.
17 Wie naar de onderwijzing luistert, gaat op de weg des levens, maar wie niet naar krachtige woorden wil luisteren, gaat de verkeerde weg.
18 Wie haat verbergt, heeft leugenachtige lippen, en wie spreekt om mensen te kwetsen, is een dwaas.
19 Wie veel spreekt, zal zeker zondigen, maar wie voorzichtig is met wat hij zegt, is wijs.
20 De tong van hen die recht zijn bij God, is als fijn zilver, maar het hart van de zondige is niet veel waard.
21 De lippen van hen die recht zijn met God, voeden velen, maar dwazen sterven bij gebrek aan inzicht.
22 Het goede dat van de Heer komt, maakt rijk, en Hij voegt er geen verdriet aan toe.
23 Verkeerd doen is als spel voor een dwaas, maar een man van verstand heeft wijsheid.
24 Wat de zondige mens vreest, zal over hem komen, en wat de man die recht is met God, wil, zal hem gegeven worden.
25 Wanneer de storm voorbij is, is de zondige mens niet meer, maar de mens die recht is met God heeft een plaats om voor eeuwig te staan.
26 Zoals zure wijn voor de tanden en rook voor de ogen, zo is de luie voor hen die hem zenden.
27 De vreze des Heren maakt het leven langer, maar de jaren der zondigen worden afgesneden.
28 De hoop dergenen, die met God in orde zijn, is vreugde, maar de hoop der zondigen loopt op niets uit.
29 De weg des Heren is een hechte plaats voor hen, die getrouw zijn, maar hij vernietigt hen, die kwaad doen.
30 Zij, die met God recht zijn, zullen nooit geschokt worden, maar de zondigen zullen in het land niet leven.
31 De mond van hen, die met God rechtvaardig zijn, vloeit met wijsheid, maar de zondige tong wordt tegengehouden.
32 De lippen van hen, die met God rechtvaardig zijn, spreken wat anderen behaagt, maar de mond der zondigen spreekt slechts wat slecht is.