Voor de diagnose van een salmonella-infectie moet een specimen (monster) worden getest, zoals ontlasting (poep) of bloed. Tests kunnen helpen bij het nemen van beslissingen over de behandeling.
Stappen in laboratoriumtests en rapportage van salmonella-infectie
- Infectie wordt gediagnosticeerd wanneer een laboratoriumtest salmonellabacteriën aantoont in ontlasting, lichaamsweefsel of vloeistoffen. De test kan een kweek zijn die de bacterie isoleert of een kweekonafhankelijke diagnostische test (CIDT) die genetisch materiaal van de bacterie aantoont.
- CDC moedigt laboratoria aan om monsters met positieve CIDT-resultaten te kweken. Dit proces wordt “reflexkweek” genoemd.”
- De klinisch-diagnostische laboratoria rapporteren de testresultaten aan de arts en dienen de Salmonella-isolaten in bij de volksgezondheidslaboratoria van de staat voor serotypering en DNA-fingerprinting.
- De volksgezondheidslaboratoria rapporteren de resultaten aan CDC’s Laboratory-based Enteric Disease Surveillance en aan PulseNet.
- De volksgezondheidslaboratoria sturen ongebruikelijke serotypen door naar CDC’s National Salmonella Reference Laboratory voor verdere karakterisering of bevestiging.
Salmonella Serotypes
Salmonella zijn onderverdeeld in serotypes op basis van structuren op hun oppervlak.
Sommige serotypes komen slechts bij één soort dier of op één plaats voor. Andere worden bij veel verschillende dieren en over de hele wereld aangetroffen. Enkele serotypen kunnen bijzonder ernstige ziekten veroorzaken; de meeste veroorzaken meestal mildere ziekten.
Serotypering speelt al tientallen jaren een belangrijke rol bij het begrijpen van de epidemiologische en moleculaire karakterisering van Salmonella. Tegenwoordig verschaffen moderne genetische subtyperingsmethoden wetenschappers aanvullende informatie die wordt gebruikt om de serotypen te bepalen en uitbraken te identificeren, te onderzoeken en te traceren.
PulseNet
State volksgezondheidslaboratoria subtypen routinematig Salmonella-isolaten door serotypering en door op whole genome sequencing (WGS)-gebaseerde subtypering. De laboratoria sturen de resultaten van sequencing van het volledige genoom naar een dynamische databank die wordt onderhouden door PulseNet, een nationaal netwerk van volksgezondheidslaboratoria en laboratoria van voedselreguleringsinstanties dat wordt gecoördineerd door CDC.
PulseNet omvat volksgezondheidsafdelingen van staten, plaatselijke gezondheidsafdelingen, landbouwlaboratoria en federale instanties (CDC, de dienst voedselveiligheid en -inspectie van het Amerikaanse ministerie van Landbouw, en de Amerikaanse Food and Drug Administration.