Colorado Bike Laws

Voor alles moet worden begrepen dat fietsers een absoluut recht hebben om de openbare weg te gebruiken en een verantwoordelijkheid om alle regels en borden te volgen alsof ze een motorvoertuig zijn. De Colorado Revised Statutes stellen duidelijk dat elke persoon die op een fiets rijdt op een rijweg alle rechten heeft en onderworpen is aan alle plichten die gelden voor de bestuurder van een ander voertuig. (C.R.S. 42-4-1412(1)). Er zijn echter extra regels die fietsers moeten volgen wanneer zij op de openbare weg rijden:

1. FIETSERS MOETEN REDELIJK DICHT BIJ DE RECHTER STOEPRAND RIJDEN. Als een fietser onder de toegestane snelheid rijdt, moet hij zo dicht mogelijk bij de rechter stoeprand of rand van de weg blijven. (C.R.S. 42-4-1412(5)). Fietsen mogen ook op de verharde rechterberm rijden als die beschikbaar is. Echter, deze wet erkent vijf (5) uitzonderingen of situaties waarin een fietser niet hoeft te rijden zo dicht mogelijk bij de rechter stoeprand of rand van de weg als praktisch uitvoerbaar:

  • Bij het passeren van een andere fiets of voertuig in dezelfde richting
  • Bij het voorbereiden om linksaf te slaan
  • Wanneer de omstandigheden de rechterkant van de rijbaan onveilig of onredelijk onveilig maken voor fietsgebruikers, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
    • Ondergrond gevaren (i.e., rillen in het wegdek of kuilen);
    • Een ongelijk wegdek
    • Afvoeropeningen
    • Debris
    • Geparkeerde of rijdende voertuigen of fietsen
    • Pedestrians
    • Andere obstakels; of
    • De rijstrook is te smal om een voertuig veilig te laten inhalen en een fiets te passeren.
  • Wanneer een fietser op een rijstrook rijdt waar het verkeer naar rechts afslaat, maar de fietser van plan is rechtdoor te rijden op het kruispunt; en
  • Wanneer hij op een eenrichtingsweg of -straat rijdt die twee (2) of meer rijstroken heeft. In deze situatie mag de fietser ook zo dicht mogelijk bij de linker stoeprand of rand van de rijbaan rijden.

2. RESTRICTIES OP HET RIJDEN VAN TWEE (2) ABREAST. Fietsers mogen twee (2) fietsen naast elkaar rijden, zolang zij de normale verkeersstroom niet hinderen of verstoren. (C.R.S. 42-4-1412(6)).

3. GEBRUIK VAN LICHTEN. Indien een fietser tussen zonsondergang en zonsopgang rijdt, moet hij verlichting voeren. De wet schrijft voor dat een lichtsysteem voor fietsen ten minste een wit licht moet omvatten dat zichtbaar is vanaf vijfhonderd (500) voet aan de voorzijde en een rode reflector aan de achterzijde die zichtbaar is vanaf alle afstanden van honderd (100) voet tot zeshonderd (600) voet wanneer direct voor de wettige dimlichten. (C.R.S. 42-4-221)

4. GEBRUIK VAN HANDSIGNALEN. Een fietser is verplicht te signaleren om te draaien of te stoppen voor 100 voet. De handsignalen zijn als volgt: een bocht naar links door zijn/haar linkerhand en -arm horizontaal uit te strekken; een bocht naar rechts door zijn/haar linkerhand en -arm naar boven uit te strekken, of door zijn/haar rechterhand en -arm horizontaal uit te strekken; een stop of vermindering van snelheid door zijn/haar hand en arm naar beneden uit te strekken. (C.R.S. 42-4-1412(9)).

5. HELMEN NIET VERPLICHT EN MOBIELE TELEFOONS NIET VERBODEN. Hoe verrassend dit ook is, we krijgen wel vragen over deze zaken. Er is geen wet die fietsers in Colorado verplicht een helm te dragen of hen verbiedt tijdens het rijden mobiel te bellen. Hopelijk zullen de meeste fietsers dit zien als een kwestie van gezond verstand, ondanks de formele wetten die er zijn.

6. AUTO’S MOETEN DRIE (3) VOET RUIMTE GEVEN BIJ HET PASSEREN VAN EEN FIETS. Wanneer een Motorvoertuig een fiets passeert, moet het voertuig de fietser 3 voet afstand geven tussen de rechterkant van het voertuig en dit omvat spiegels en aanhangwagens. Ook, wanneer een Motorvoertuig een fiets passeert, moet het niet terug naar rechts gaan totdat het veilig vrij van de fiets is. (C.R.S. 42-4-1003).

42-4-1412. Gebruik van fietsen en andere door mensen voortbewogen voertuigen

(1) Ieder die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets berijdt, zal alle rechten en plichten hebben die van toepassing zijn op de bestuurder van elk ander voertuig volgens dit artikel, behalve wat betreft de speciale voorschriften in dit artikel en behalve wat betreft die bepalingen die door hun aard geen toepassing kunnen hebben. Deze bestuurders moeten voldoen aan de voorschriften van deze sectie en sectie 42-4-221, en zijn, wanneer zij gebruik maken van straten en snelwegen binnen steden en gemeenten, onderworpen aan plaatselijke verordeningen die het gebruik van fietsen en elektrisch ondersteunde fietsen reguleren, zoals bepaald in sectie 42-4-111.

(2) Het is de bedoeling van de algemene vergadering dat niets vervat in House Bill No. 1246, aangenomen tijdens de tweede gewone zitting van de zesenvijftigste algemene vergadering, op enigerlei wijze zal worden opgevat als een wijziging of verzwaring van de plicht van het departement van vervoer of een politieke onderverdeling om snelwegen of trottoirs te bewegwijzeren of te onderhouden of om de aansprakelijkheid van de staat Colorado of een politieke onderverdeling krachtens de “Colorado Governmental Immunity Act”, artikel 10 van titel 24, C.R.S. politieke onderverdeling onder de “Colorado Governmental Immunity Act”, artikel 10 van titel 24, C.R.S.

(3) Geen fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag worden gebruikt voor het vervoer van meer personen tegelijk dan het aantal waarvoor het is ontworpen of uitgerust.

(4) Geen persoon rijden op een fiets of elektrisch ondersteunde fiets zal de dezelfde of zichzelf vast te maken aan een motorvoertuig op een rijweg.

(5)(a) Een ieder die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets op een rijbaan gebruikt met een lagere snelheid dan de normale verkeerssnelheid, moet op de rechterrijstrook rijden, onder de volgende voorwaarden:

(I) Indien de dan voor het verkeer beschikbare rechterrijstrook breed genoeg is om veilig te worden gedeeld met inhalende voertuigen, moet een fietser zover naar rechts rijden als door de fietser veilig wordt geacht om de beweging van dergelijke inhalende voertuigen te vergemakkelijken, tenzij andere omstandigheden het onveilig maken dit te doen.

(II) Een fietser mag een andere rijstrook dan de rechter gebruiken wanneer:

(A) hij zich gereed maakt om linksaf te slaan op een kruispunt of een privé-rijstrook of oprit oprijdt;

(B) hij een langzamer voertuig inhaalt; of

(C) hij de redelijkerwijs noodzakelijke voorzorgsmaatregelen neemt om gevaren of de toestand van de weg te vermijden.

(III) Bij het naderen van een kruispunt waar rechts afslaan is toegestaan en er een speciale rechts afslaande rijstrook is, mag een fietser op het linkergedeelte van de speciale rechts afslaande rijstrook rijden, zelfs als de fietser niet van plan is rechts af te slaan.

(b) Van een fietser mag niet worden verwacht of geëist dat hij:

(I) over of door gevaren aan de rand van een rijbaan rijdt, met inbegrip van maar niet beperkt tot vaste of bewegende voorwerpen, geparkeerde of rijdende voertuigen, fietsen, voetgangers, dieren, oppervlaktegevaren of smalle rijstroken; of

(II) zonder een redelijke veiligheidsmarge aan de rechterkant van de rijbaan rijdt.

(c) Een persoon die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets bestuurt op een eenrichtingsweg met twee of meer gemarkeerde rijstroken, mag zo dicht bij de linker stoeprand of rand van die weg rijden als door de fietser veilig wordt geacht, onder de volgende voorwaarden:

(I) Indien de dan voor het verkeer beschikbare linker rijstrook breed genoeg is om veilig te worden gedeeld met inhalende voertuigen, moet een fietser zover naar links rijden als door de fietser veilig wordt geacht om het verkeer van deze inhalende voertuigen te vergemakkelijken, tenzij andere omstandigheden het onveilig maken dit te doen.

(II) Van een fietser mag niet worden verwacht of geëist dat hij:

(A) over of door gevaren aan de rand van een rijbaan rijdt, met inbegrip van maar niet beperkt tot vaste of bewegende voorwerpen, geparkeerde of rijdende voertuigen, fietsen, voetgangers, dieren, onoverzichtelijke oppervlakken of smalle rijstroken; of

(B) zonder een redelijke veiligheidsmarge aan de linkerkant van de rijbaan rijdt.

(6)(a) Personen die op een rijwiel of elektrisch ondersteunde fiets rijden, mogen niet meer dan twee naast elkaar op een rijbaan rijden, behalve op paden of gedeelten van rijbanen die zijn voorbehouden voor uitsluitend gebruik door fietsers.

(b) Personen die met twee naast elkaar op een fiets of een elektrische ondersteunde fiets rijden, mogen het normale en redelijke verkeer niet hinderen en moeten, op een rijbaan, binnen één rijstrook blijven.

(7) Een persoon die een fiets of een elektrische ondersteunde fiets bedient, moet te allen tijde ten minste één hand aan het stuur houden.

(8)(a) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt en linksaf wil slaan, moet een in de artikelen 42-4-901(1), 42-4-903 en 42-4-1007 beschreven route volgen of mag linksaf slaan op de in punt (b) van dit subonderdeel (8) voorgeschreven wijze.

(b) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt en linksaf wil slaan, moet de bocht zo dicht mogelijk bij de rechter stoeprand of rand van de rijbaan nemen. After proceeding across the intersecting roadway to the far corner of the curb or intersection of the roadways edges, the bicyclist shall stop, as much as practicable, out of the way of traffic. Na te zijn gestopt, moet de fietser voorrang verlenen aan verkeer dat in beide richtingen rijdt op de rijbaan die de fietser had gebruikt. Na het geven van voorrang en het voldoen aan een officiële verkeersregelaar of politieagent die het verkeer regelt op de snelweg waarlangs de fietser van plan is verder te gaan, mag de fietser in de nieuwe richting verder gaan.

(c) Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen (a) en (b) van deze subsectie (8), kunnen de transportcommissie en de lokale autoriteiten in hun respectieve rechtsgebieden officiële verkeersregelaars op wegen laten plaatsen en daarbij eisen en bepalen dat een specifieke koers moet worden gevolgd.

(9)(a) Behalve zoals anders bepaald in deze subsectie (9), moet elke persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, het voornemen om te draaien of te stoppen volgens sectie 42-4-903 signaleren ; behalve dat een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, een bocht naar rechts met horizontaal gestrekte rechterarm mag signaleren.

(b) Een signaal van het voornemen om rechtsaf of linksaf te slaan moet, indien vereist, voortdurend worden gegeven gedurende niet minder dan de laatste honderd voet afgelegd door de fiets of elektrisch ondersteunde fiets vóór het draaien en moet worden gegeven terwijl de fiets of elektrisch ondersteunde fiets stilstaat te wachten om te draaien. (10)(a) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt op en langs een trottoir of pad of over een rijweg op en langs een oversteekplaats moet voorrang verlenen aan een voetganger en moet een geluidssignaal geven alvorens die voetganger in te halen en te passeren. Een persoon die met een fiets op een oversteekplaats rijdt, moet dit doen op een manier die veilig is voor voetgangers.

(b) Een persoon mag niet met een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets op en langs een trottoir of pad of over een rijweg op en langs een oversteekplaats rijden, waar dit gebruik van fietsen of elektrisch ondersteunde fietsen verboden is door officiële verkeersregelaars of plaatselijke verordeningen. Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, moet afstappen alvorens een oversteekplaats op te rijden wanneer officiële verkeersregelinstallaties of plaatselijke verordeningen dit voorschrijven.

(c) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt of ermee loopt op en langs een trottoir of pad of over een rijbaan op en langs een oversteekplaats heeft alle rechten en plichten die van toepassing zijn op een voetganger onder dezelfde omstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de rechten en plichten die worden toegekend en vereist door artikel 42-4-802.

(d) (Geschrapt bij amendement, L. 2005, p. 1353, §1, ingangsdatum 1 juli 2005.)

(11)(a) Een persoon kan een fiets of elektrisch ondersteunde fiets parkeren op een trottoir, tenzij verboden of beperkt door een officiële verkeersregelinrichting of plaatselijke verordening.

(b) Een fiets of elektrisch ondersteunde fiets geparkeerd op een trottoir mag niet belemmeren de normale en redelijke beweging van voetgangers of ander verkeer.

(c) Een fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag worden geparkeerd op de weg onder een hoek ten opzichte van de stoeprand of rand van de weg op elke locatie waar parkeren is toegestaan.

(d) Een fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag worden geparkeerd op de weg naast een andere dergelijke fiets of fietsen in de buurt van de kant van de weg of elke locatie waar parkeren is toegestaan op een zodanige wijze dat geen belemmering ontstaat voor de normale en redelijke beweging van het verkeer.

(e) In alle andere opzichten moeten fietsen of elektrisch ondersteunde fietsen die ergens op een snelweg worden geparkeerd voldoen aan de bepalingen van deel 12 van dit artikel dat het parkeren van voertuigen regelt.

(12)(a) Iedereen die een bepaling van deze sectie overtreedt begaat een klasse 2 misdrijf verkeersovertreding; behalve dat sectie 42-2-127 niet van toepassing is.

(b) Iedere persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt en een andere bepaling van dit artikel overtreedt dan deze sectie die op een dergelijk voertuig van toepassing is en waarvoor een sanctie is bepaald, wordt aan dezelfde gespecificeerde sanctie onderworpen als ieder ander voertuig; met dien verstande dat sectie 42-2-127 niet van toepassing is.

(13) Op verzoek stelt de bevoegde wetshandhavingsdienst een rapport op over een letsel- of overlijdensincident waarbij een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets betrokken is op de wegen van de staat, zelfs indien bij het ongeval geen motorvoertuig betrokken is.

(14) Behalve zoals toegestaan door sectie 42-4-111, mag de berijder van een elektrisch ondersteunde fiets de elektrische motor niet gebruiken op een fiets- of voetpad.

Colorado E-Bike Statue

* § 42-4-1412. Gebruik van fietsen en andere door mensen aangedreven voertuigen

(1) Iedere persoon die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets bestuurt, heeft alle rechten
en plichten die van toepassing zijn op de bestuurder van elk ander voertuig onder dit artikel, behalve wat betreft
bijzondere voorschriften in dit artikel en behalve wat betreft die bepalingen die door hun aard
geen toepassing kunnen hebben. Deze bestuurders moeten voldoen aan de regels van deze sectie en sectie 42-4-221, en zijn bij het gebruik van straten en snelwegen binnen steden en gemeenten onderworpen aan plaatselijke verordeningen die het gebruik van fietsen en elektrisch ondersteunde fietsen regelen, zoals bepaald in sectie 42-4-111.

(2) Het is de bedoeling van de algemene vergadering dat niets in House Bill No. 1246,
tot stand gekomen tijdens de tweede gewone zitting van de zesenvijftigste algemene vergadering, op enigerlei
wijze worden uitgelegd als een wijziging of verzwaring van de plicht van het departement van vervoer of
een politieke onderafdeling om snelwegen of trottoirs te bewegwijzeren of te onderhouden of om de aansprakelijkheid van de staat Colorado of een politieke onderafdeling krachtens de “Colorado Governmental Immunity Act”, artikel 10 van titel 24 , C.R.S.

(3) Geen fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag worden gebruikt om meer personen tegelijk te vervoeren
dan het aantal waarvoor het is ontworpen of uitgerust.

(4) Niemand die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, mag deze of
zichzelf aan een motorvoertuig op de rijweg vastmaken.

(5)
(a) Ieder die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets op een rijbaan gebruikt
met een lagere dan de normale snelheid van het verkeer, rijdt op de rechterrijstrook, onder
de volgende voorwaarden:
(I) Indien de dan voor het verkeer beschikbare rechterrijstrook breed genoeg is om
veilig te worden gedeeld met inhalende voertuigen, moet een fietser ver genoeg
naar rechts rijden als door de fietser veilig wordt geacht om de beweging van
die inhalende voertuigen te vergemakkelijken, tenzij andere omstandigheden het onveilig maken
dit te doen.
(II) Een fietser mag een andere rijstrook dan de rechter gebruiken wanneer:
(A) hij zich opmaakt voor een afslag naar links op een kruispunt of naar een particuliere
weg of oprit;
(B) hij een langzamer voertuig inhaalt; of
(C) hij redelijkerwijs de nodige voorzorgsmaatregelen neemt om gevaren of
wegomstandigheden te vermijden.

(III) Bij het naderen van een kruispunt waar rechts afslaan is toegestaan en
er een speciale rechts afslaande rijstrook is, mag een fietser op het linker
gedeelte van de speciale rechts afslaande rijstrook rijden, zelfs als de fietser niet
van plan is rechts af te slaan.

(b) Van een fietser mag niet worden verwacht of geëist dat hij:
(I) over of door gevaren aan de rand van een rijbaan rijdt, met inbegrip van maar niet beperkt tot vaste of bewegende objecten, geparkeerde of rijdende voertuigen,
fietsen, voetgangers, dieren, onoverzichtelijke oppervlakken of smalle rijstroken; of
(II) zonder een redelijke veiligheidsmarge aan de rechterkant van de
rijbaan rijdt.

(c) Een persoon die een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets bestuurt op een eenrichtings
weg met twee of meer gemarkeerde rijstroken mag zo dicht bij de linker
stoeprand of rand van die weg rijden als door de fietser veilig wordt geacht, onder de volgende
voorwaarden:
(I) Als de dan voor het verkeer beschikbare linkerrijstrook breed genoeg is om veilig te worden gedeeld met
inhalende voertuigen, moet een fietser zover
naar links rijden als de fietser veilig acht om het verkeer van
die inhalende voertuigen te vergemakkelijken, tenzij andere omstandigheden het onveilig maken om dit te doen
.
(II) Van een fietser mag niet worden verwacht of verlangd dat hij:
(A) over of door gevaren aan de rand van een rijbaan rijdt,
waaronder vaste of bewegende objecten, geparkeerde
of rijdende voertuigen, fietsen, voetgangers, dieren, oppervlakte
gevaren, of smalle rijstroken; of
(B) zonder een redelijke veiligheidsmarge aan de linkerkant
van de rijbaan rijdt.

(6)
(a) Personen die op een rijwiel of elektrisch ondersteunde fiets rijden, mogen niet meer dan
twee naast elkaar op de rijbaan rijden, behalve op paden of gedeelten van rijbanen die zijn vrijgemaakt voor
het exclusieve gebruik van fietsen.
(b) Personen die met twee naast elkaar op een fiets of een elektrische ondersteunde fiets rijden, mogen de normale en redelijke beweging van het verkeer niet
belemmeren en moeten op een rijbaan met rijbanen
binnen één rijbaan blijven.

(7) Een persoon die een fiets of elektrische ondersteunde fiets bedient, moet te allen tijde ten minste één hand aan het
stuur houden.
(8)
(a) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt en linksaf
wilt slaan, moet een in de artikelen 42-4- 901(1), 42-4- 903 en 42-4-
1007 beschreven route volgen of mag linksaf slaan op de in punt (b) van deze
sectie (8) voorgeschreven wijze.
(b) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt en

van plan is linksaf te slaan, moet de bocht zo dicht mogelijk bij de rechter stoeprand of rand
van de rijweg naderen. Nadat de fietser de kruisende rijbaan tot aan de uiterste hoek van de stoeprand of het kruispunt van de randen van de rijbaan is gepasseerd, moet hij zo veel mogelijk uit de weg van het verkeer stoppen. Na te zijn gestopt, moet de fietser voorrang verlenen aan het verkeer dat in beide richtingen rijdt op de rijbaan die de fietser had gebruikt. Na voorrang te hebben verleend en te hebben voldaan aan alle officiële verkeersregelinrichtingen of politieagenten die het verkeer regelen op de
weg waarlangs de fietser wil gaan rijden, mag de fietser in de nieuwe
richting verder rijden.
(c) Notwithstanding the provisions of paragraphs (a) and (b) of this subsection (8),
the transportation commission and local authorities in their respective
jurisdictions may cause official traffic control devices to be placed on roadways
and thereby require and direct that a specific course be traveled.

(9)
(a) Behoudens andersluidende bepaling in dit subonderdeel (9) moet ieder die op een
fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, zijn voornemen om te keren of te stoppen te kennen geven
overeenkomstig sectie 42-4- 903 ; met dien verstande dat een persoon die op een
fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt, een signaal voor een bocht naar rechts mag geven met de rechter
horizontaal uitgestrekte arm.
(b) Een teken van het voornemen om naar rechts of naar links af te slaan moet, indien vereist, voortdurend worden gegeven gedurende niet minder dan de laatste honderd voet die de
fiets of elektrisch ondersteunde fiets aflegt alvorens te keren en moet worden gegeven terwijl de
fiets of elektrisch ondersteunde fiets stilstaat in afwachting van de bocht. Een signaal met
hand en arm hoeft niet voortdurend te worden gegeven indien de hand nodig is voor de
controle of bediening van de fiets of de elektrisch ondersteunde fiets.

(10)
(a) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt op en langs een
stoep of een
pad of over een rijweg op en langs een oversteekplaats, moet
voorrang verlenen aan een voetganger en moet een hoorbaar signaal geven alvorens
die voetganger in te halen en te passeren. Een persoon die op een
oversteekplaats fietst, doet dat op een manier die veilig is voor voetgangers.
(b) Een persoon mag niet op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijden op en langs een
stoep of pad of over een rijweg op en langs een oversteekplaats waar
dit gebruik van fietsen of elektrisch ondersteunde fietsen verboden is door officiële
verkeerscontrolesystemen of plaatselijke verordeningen. Een persoon die op een fiets of
elektrisch ondersteunde fiets rijdt, moet afstappen alvorens een oversteekplaats te betreden waar
verplicht is door officiële verkeersregelingsapparaten of plaatselijke verordeningen.

(c) Een persoon die op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets rijdt of loopt op en
langs een trottoir of pad of over een rijbaan op en langs een oversteekplaats
heeft alle rechten en plichten die van toepassing zijn op een voetganger onder dezelfde
omstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de rechten en plichten die worden verleend en
vereist door sectie 42-4- 802.
(d) (Geschrapt bij amendement, L. 2005, p. 1353, §1, ingangsdatum 1 juli 2005.)

(11)
(a) Een persoon mag een fiets of elektrisch ondersteunde fiets op een trottoir parkeren tenzij
verboden of beperkt door een officieel verkeersregelement of plaatselijke verordening.
(b) Een op een stoep geparkeerde fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag de normale en redelijke beweging van voetgangers of ander verkeer niet belemmeren.
(c) Een fiets of elektrisch ondersteunde fiets mag op de weg worden geparkeerd onder een hoek
met de stoeprand of rand van de weg op elke plaats waar parkeren is toegestaan.
(d) Een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets mag op de weg worden geparkeerd naast
een andere dergelijke fiets of fietsen in de buurt van de kant van de weg of een locatie
waar parkeren is toegestaan op een zodanige wijze dat de normale en
redelijke beweging van het verkeer niet wordt belemmerd.
(e) In alle andere opzichten moeten fietsen of elektrisch ondersteunde fietsen die waar dan ook
op een weg worden geparkeerd, voldoen aan de bepalingen van deel 12 van dit artikel
regulering van het parkeren van voertuigen.

(12)
(a) Een ieder die een bepaling van dit artikel overtreedt, begaat een verkeersovertreding van klasse 2
misdemeinor; met dien verstande dat artikel 42-2- 127 niet van toepassing is.
(b) Iedere persoon op een fiets of een elektrisch ondersteunde fiets die een andere
bepaling van dit artikel dan deze sectie overtreedt die op een dergelijk
voertuig van toepassing is en waarvoor een sanctie is bepaald, wordt aan dezelfde
gespecificeerde sanctie onderworpen als ieder ander voertuig; met dien verstande dat sectie 42-2- 127 niet
van toepassing is.

(13) Op verzoek stelt de bevoegde wetshandhavingsdienst een verslag op
over een incident met letsel of overlijden waarbij een fiets of een elektrisch ondersteunde
fiets op de wegen van de staat betrokken is, zelfs als bij het ongeval geen motorvoertuig betrokken is.

(14)
(a)
(I) een persoon mag op een elektrisch ondersteunde fiets van klasse 1 of klasse 2 rijden op een
fiets- of voetpad waar fietsen zijn toegestaan.
(II) een lokale overheid mag het gebruik van een elektrisch ondersteunde fiets van klasse 1 of klasse 2
op een fiets- of voetpad onder haar
bevoegdheid verbieden.

(b) Een persoon mag niet op een elektrisch ondersteunde fiets van klasse 3 op een fiets- of voetpad rijden, tenzij:
(I) het pad binnen een straat of snelweg ligt; of
(II) de plaatselijke overheid het gebruik van een elektrisch ondersteunde fiets van klasse 3 op een pad onder haar jurisdictie toestaat.

(15)
(a) Een persoon jonger dan zestien jaar mag niet op een elektrisch ondersteunde
fiets van klasse 3 op een straat, autoweg, fiets- of voetpad rijden; behalve dat een
persoon jonger dan zestien jaar als passagier mag meerijden op een elektrisch ondersteunde
fiets van klasse 3 die ontworpen is om passagiers te vervoeren.
(b) Een persoon mag een elektrisch ondersteunde fiets van klasse 3
niet bedienen of er als passagier op meerijden, tenzij:
(I) elke persoon jonger dan achttien jaar een beschermende
helm draagt van een type en ontwerp dat is vervaardigd voor gebruik door bestuurders van
fietsen;
(II) de beschermende helm overeenstemt met het ontwerp en de specificaties die zijn vastgesteld door de United States Consumer Product Safety Commission of
the American Society for Testing and Materials; en
(III) de veiligheidshelm op de juiste wijze op het hoofd van de persoon is bevestigd met
een kinband terwijl de elektrisch ondersteunde fiets van klasse 3 in beweging is.

(c) Een overtreding van subsectie (15)(b) van deze sectie vormt geen nalatigheid
of nalatigheid op zich in de context van een civiele claim of rechtszaak
voor schadevergoeding.

Citaat als C.R.S. § 42-4- 1412

(28.5) Onder “elektrisch ondersteunde fiets” wordt verstaan een voertuig met twee of drie wielen,
voldoende bedienbare pedalen, en een elektromotor met een vermogen van niet meer dan zevenhonderd
vijftig watt. Elektrische ondersteunde fietsen moeten voorts voldoen
aan een van de volgende drie klassen:
(a) “Elektrische ondersteunde fiets van klasse 1”: een elektrische ondersteunde fiets
uitgerust met een motor die alleen ondersteuning biedt wanneer de berijder
trapt en die ophoudt ondersteuning te bieden wanneer de fiets een snelheid van
20 mijl per uur bereikt.
(b) “elektrisch ondersteunde fiets van klasse 2”: een elektrisch ondersteunde fiets
uitgerust met een motor die ondersteuning biedt ongeacht of de
fietser trapt, maar die ophoudt ondersteuning te bieden wanneer de fiets
een snelheid van 20 mijl per uur bereikt.
(c) “elektrisch ondersteunde fiets van klasse 3”: een elektrisch ondersteunde fiets
uitgerust met een motor die alleen ondersteuning biedt wanneer de berijder
trapt en die ophoudt ondersteuning te bieden wanneer de fiets een snelheid van
achtentwintig mijl per uur bereikt.

* Bij wijze van geschiedenis, de fiets wet of C.R.S. Sectie 42-4-1412 werd gewijzigd in 2005 om de fietsers meer flexibiliteit te geven in het beoordelen van wat veilige omstandigheden zijn om op de rijweg te rijden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.